Pioniersplanten

Als een stuk grond wordt ontbost of de vegetatie afbrandt, wordt het gebied gekoloniseerd door een bepaalde soort planten. Deze soort kwam voordien niet op deze grond voor maar kan de blote grond op korte tijd inpalmen. De planten die dan in overvloed verschijnen, noemen we pioniersplanten. Het zijn meestal één- of tweejarige soorten. De pioniers stellen weinig eisen aan de grond. De grond is voor hen op dat moment de perfecte biotoop. Pioniersplanten worden op termijn verdrongen door andere soorten.
In onze voormalige Biogroei tuin hebben we dit ook gemerkt. We hadden het ontgonnen perceel braak laten liggen. Het jaar daarop stond het vol met teunisbloemen die we daar nooit gezaaid hadden.

Pioniersplanten zijn planten die zonder beschutting moeten overleven. Het zijn planten met karakter. Naargelang de grondsoort verschijnen er andere pioniersplanten. Zo zien we soms een perceel vol brandnetel of distels staan, wat we dan als onkruid bestempelen. Hoewel niet geliefd, geven ze je de juiste informatie over de grondsoort en de kwaliteit ervan. Daarom spreken we ook van signaalplant of indicatorplant.
Pioniersplanten die afsterven geven hun organisch materiaal terug aan de bodem. Dit kan er voor zorgen dat er andere planten kunnen gaan groeien.
Naast pionierplanten zijn er ook pioniersbomen. Deze groeien gemakkelijk op arme grond zonder steun van andere bomen. De berk is daar een mooi voorbeeld van. Ze groeien snel en produceren veel zaden. Zo kunnen ze kale bodems of bodems met lage begroeiing gemakkelijk veroveren.

Signaalplanten in de tuin
Minder opvallend dan de pioniersplanten, verschijnen er in onze tuinen ook signaalplanten.
De wilde bloemen, wat wij vaak onkruiden noemen, zeggen dus iets over je bodem: de grondstructuur, de Ph of zuurtegraad van de grond, het stikstofgehalte van de bodem of de waterhuishouding (droog-vochtige grond)., geven je belangrijke informatie over de kwaliteit van je bodem en bodemstructuur.
Baseer je niet op één plantje. Meestal staan ze met meerdere plantjes bij elkaar en dan mag je gerust zijn dat ze je iets te vertellen hebben.
Lijst van indicatorplanten
Laten we eens kijken wat de wilde planten ons te vertellen hebben! Vooreerst wil ik opmerken dat deze lijst niet volledig is. Er zijn uiteraard nog tal van andere wilde planten die een signaalfunctie hebben. Ik heb me beperkt tot de meest bekende en algemeen voorkomende soorten.
- Stikstofrijk bemest: Akkerdistel, brandnetel, herderstasje (en kalkrijk), kleefkruid, paardenbloem, duivekervel, (vogel)muur, steenraket, zwarte nachtschade, grote en akkerereprijs, klimopereprijs, klein kruiskruid, klein kaasjeskruid, rode ganzevoet, kroontjeskruid.
- Stikstofarm: Klaversoorten, schapenzuring (ook droog en zuur), gewone reigersbek
- Zure bodems PH 5-6.5: Akkerviooltje, kleine en ruige klaproos (met matig stikstof), weegbree, zuring (vochtige grond), klaverzuring, echte kamille, spurrie, harig knopkruid, reigersbek
- Basische grond PH >7.5: Kleine pimpernel, veldsalie, wilde ridderspoor, hopklaver, heelkruid, bastaardganzevoet
- Neutrale grond PH 6.5 – 7.5 : Heermoes, honingklaver, steenraket, vogelmuur, (akker)melkdistel, grote ereprijs, akkerereprijs, klimopereprijs, herderstasje, klaproos, kleefkruid, paarse dovenetel, kroontjeskruid
- Matig vochtige grond: Klein kaasjeskruid, klein kruiskruid, zwarte nachtschade, kroontjeskruid, duivekervel, spurrie, klimopereprijs, klaverzuring, akkermelkdistel, paarse dovenetel, veldereprijs, kleine varkenskers, perzikkruid
- Erg vochtige, natte grond: Akkermunt, echte koekoeksbloem, kruipende boterbloem, pinksterbloem, moesdistel, pijpenstrootje, moerasdroogbloem
- Droge grond: Teunisbloem, valse kamille, herderstasje, honingklaver, kleine klaproos, akkerboterbloem, melganzevoet (ook voedzaam), zandraket, gewone reigersbek, harig knopkruid
- Slechte bodemstructuur en dichtgeslagen grond: Akkerwinde (verdichte bodemlaag), kruipende boterbloem, kweek, varkensgras, straatgras, echte kamille (ook kalkarm), heermoes, grote weegbree, ridderzuring, zilverschoon
- Goede bodemstructuur, vruchtbare grond: Ereprijs soorten, kleefkruid, kleine brandnetel, witte en paarse dovenetel, duivekervel
- Tekort aan mineralen: Heermoes




Paardenbloem en madeliefjes groeien overal

Er zijn wilde bloemen die zo’n beetje overal kunnen groeien. Ze hebben geen specifieke voorkeur voor een bepaalde bodemstructuur en kunnen grote verschillen in zuurtegraad en vocht aan.
Typische voorbeelden daarvan zijn paardenbloemen en madeliefjes.
Paardenbloemen zijn algemeen voorkomend op vruchtbare grond zoals weilanden, gazons en bermen. Ze hebben geen voorkeur voor droge of vochtige grond. Ze kunnen in het gras gemaaid worden, ze groeien vanzelf terug aan als de rozet ongeschonden blijft.
Madeliefjes kunnen zowel op arme als voedselrijke grond groeien, in de zon of halfschaduw, in vochtige en drogere grond. Net als de paardenbloem kunnen madeliefjes in het gras gemaaid worden en weer aangroeien.
Bermen met wilde bloemen
Wilde bloemen in bermen geven net als wilde planten op andere plaatsen informatie over de bodemstructuur en kwaliteit van de bodem.
In het algemeen kan gesteld worden dat onze bermen last hebben van teveel stikstof waardoor er weinig wilde bloemen en weinig variatie aan bloemen groeien. De bermen worden gemaaid maar als het maaisel niet wordt afgevoerd, verhoogt dit het stikstofgehalte in de grond. De stikstof die in de plantenresten (meestal gras) aanwezig is, komt immers terug in de bodem terecht. Het gevolg is dat wilde bloemen geen kans krijgen om te groeien en de bermen steeds meer vergrassen. Teveel gras impliceert minder voedsel voor bijen, vlinders en andere bestuivers.
Een juist bermbeheer is dus essentieel als je kleurrijke bermen vol leven wilt creëren. Hetzelfde principe geldt trouwens bij het aanleggen van wilde bloemenweiden.
Het afvoeren van het maaisel is hierbij cruciaal. Het beste is om het maaisel niet direct af te voeren maar nog enkele dagen te laten liggen. Zo komen zaden en insecten terug op de grond terecht.
Maar ook timing is essentieel. De bloemen moeten de kans krijgen om eerst in zaad te komen vooraleer ze gemaaid worden. Waar maaien niet kan wachten, wordt daarom afgewisseld tussen stroken maaien en andere stroken niet maaien. Dit noemt men gefaseerd maaien. Je hebt dit misschien al gezien in je dorp of stad en je afgevraagd waarom het zo gebeurd? Wel, zo krijgen bepaalde stukken berm de kans om alsnog in zaad te komen en blijven de insecten stuifmeel ter beschikking hebben.
Idealiter wordt er al een eerste keer gemaaid voordat de wilde bloemen verschijnen. Vanaf half april is het gras al op lengte om gemaaid te worden en zijn er nog weinig bloemen zichtbaar aanwezig. Zo kan veel gras en stikstof afgevoerd worden zonder bloemen te beschadigen.
Ook interessant om te lezen: