Met een amfibieënpoel krijg je opeens een andere dynamiek in je tuin. Een poel brengt water- en moerasplanten met zich mee, trekt hierdoor een variatie aan insecten en amfibieën aan maar ook vogels en kleine zoogdieren die komen drinken. Een poel is dus veel meer dan een voortplantingsplaats voor amfibieën. Het verhoogt de biodiversiteit enorm en is in elk geval een meerwaarde voor de omgeving! Wil jij ook een paddenpoel maken of kikkerpoel aanleggen? Leuk hoor! Hieronder lees je er alles over.
Vijver of poel
Een vijver is niet hetzelfde als een poel maar kan wel op een natuurlijke manier worden aangelegd. Het hangt ervan af hoe je het aanpakt!
Een poel wordt meestal gegraven waar het van nature al nat is en waar het water van nature naartoe stroomt. In een poel wordt geen vijverfolie gelegd en geen vissen in uitgezet. Het is een natuurlijke plas waar het leven spontaan in ontstaat. Het water is op alle plaatsen ondiep. De oevers van een poel zijn glooiend zodat insecten, vogels en dieren gemakkelijk in en uit het water kunnen.
Een vijver wordt ook uitgegraven en je kiest daarvoor best een lagergelegen gedeelte in je tuin zodat het natuurlijk oogt. Je kan een vijver met redelijk rechte kanten afgraven of ervoor kiezen dat een gedeelte of alle delen schuin aflopen. In het laatste geval lijkt het meer op een poel. Het grootste verschil met een poel is dat in vijvers normaal gezien vissen worden uitgezet. Vissen zijn echter niet gunstig voor insecten en brengen snel een onbalans in het water teweeg. Steeds meer mensen zetten daarom doelbewust geen vissen meer in hun vijver.
![]() |
![]() |
Hoe een natuurlijke vijver of poel aanleggen?
Voorwaarden om een poel aan te leggen?
- Voor het aanleggen van een poel is een vergunning nodig bij de gemeente, soms bij de provincie. Een vergunning kan een half jaar op zich laten wachten. Het herstellen van een bestaande poel naar haar begintoestand is vergunningsvrij.
- Een poel heeft stilstaand water of hooguit zwakstromend. Het is niet aangewezen om poelen te verbinden met sloten of
- Het wateroppervlak moet minimum 50 m2 zijn. Een oppervlakte van 200 tot 250 m2 is optimaal voor de biodiversiteit. Een wateroppervlakte met een doorsnede van 20 à 30 m is goed.
- In de nazomer staat de grondwaterstand het laagst. Deze zou bij voorkeur niet meer dan 1 à 1.5 m beneden het maaiveld mogen zijn om te vermijden dat de poel te vroeg droogvalt in de zomer. De poel dient dan 0.5 tot 1 m beneden de laagste grondwaterstand te worden uitgegraven. Je kan met een handboor de grondwaterstand zelf bepalen of opvragen bij bevoegde instanties.
- De ideale diepte schommelt tussen 1.5 à 2 m en moet minstens een oppervlakte hebben van 2 m2. Te diepe poelen (meer dan 1 m beneden de laagste grondwaterstand) worden op den duur door vissen bevolkt.
- ’s Winters moet de poel minstens 80 tot 120 cm diep blijven, anders kunnen dieren op de bodem tijdens hun winterslaap bevriezen.
- Er valt minimum 6 u zonlicht per dag op het wateroppervlak want kikkers, padden en salamanders houden van opgewarmd water.
- Er mag geen inspoeling zijn van meststoffen of chemicaliën van omliggende akkers. Hierdoor wordt het water te stikstofrijk waardoor algen gaan groeien en waterplanten afsterven. Chemicaliën kunnen de waterdiertjes ook doden.
Hoe de poel aanleggen?
- De poelbodem hoeft niet vlak te zijn. Wat variatie in het bodemreliëf is zelfs beter voor de waterplanten en de amfibieën.
- Een poel met een grillige oeverlijn biedt meer oeverruimte waardoor meer insecten ervan kunnen gebruik maken.
- Zorg voor een zachte oeverhelling, zeker aan de noordelijke en westelijke kant van de poel. De noordelijke oever wordt het felst door de zon beschenen en is daarom het belangrijkste. De overgang tussen water en land moet hier zeer geleidelijk verlopen. De zuidelijke en oostelijke hellingen mogen steiler zijn om variatie te brengen.
- Het beste is een helling die doorloopt onder water.
- De uitgegraven grond kan je rond de poel verwerken. Door de noordelijke oever te verhogen ontstaat een zonnig talud die geliefd is bij warmteminnende soorten. Je kan er ook voor kiezen om de grond over het geheel te verspreiden of af te voeren.
- Als je de zuidelijke oever geleidelijk laat overgaan in het maaiveld, creëer je daar een drinkplaats voor dieren.
- Zet geen vissen of watervogels uit in je vijver. Beiden hebben een negatief effect op de waterkwaliteit en de biodiversiteit die spontaan zal ontstaan.
Hoe de omgeving rond de poel aanleggen?
- De eerste 15 m rond de poel houd je best boomvrij en zeker aan de zuid- en westkant zodat er voldoende zonlicht kan vallen op de poel.
- De eerste 5 m rond een poel houd je ook struikvrij. Juist aan de noord- of oostkant kan je enkele struiken toelaten omdat dit interessant is voor de waterdieren.
- Voorbij de straal van 5 m plant je wel struiken, hagen en lage begroeiing. De meeste amfibieën planten zich voort in het water maar leven zelf het grootste deel op het land.
- Snoeisel van de hagen en struiken kan gebruikt worden om een takkenwal te maken. Het biedt overwinteringsplaats aan amfibieën.
- Het beste is om zelf geen planten te zetten. Deze komen vanzelf via de zaden die in de grond aanwezig zijn, door de wind en met de vogels. Het eerste jaar zijn het meestal dezelfde planten die de kop op steken. Het zijn pioniersplanten die de grond als eerste bedekken. Daarna komt een variatie aan andere planten in de plaats.
- Wil je toch waterplanten kopen? Kies dan voor inheemse waterplanten die niet woekeren. Liesgras, riet en grote lisdodde groeien vaak te sterk. Koop zeker geen uitheemse waterplanten want die worden altijd invasief. Wil je weten welke waterplanten je best vermijdt?
Wanneer een poel aanleggen of herstellen?

De ideale periode om een poel te graven is september. De grondwaterstand is dan het laagst en zo zie je meteen hoe diep je moet graven om het hele jaar door water in je poel te hebben.
Heraanleg van een poel doe je ook best eind september. Op dat moment zijn de meeste amfibieën volgroeid en zitten ze op het land. Op het einde van de herfst verhuizen sommige dieren weer naar de poel om hun winterslaap aan te vatten. Veel tijd heb je dus niet!
Je kan ook meerdere poelen aanleggen met een verschillende waterdiepte. Dit verhoogt de biodiversiteit in het gebied. Als de poelen op maximum 400 m van elkaar liggen, worden ze snel bevolkt.
Subsidies om een poel aan te leggen
Voor Vlaanderen kan je contact opnemen met het Regionaal Landschap van jouw streek. Ze helpen je met het maken van een plan en de vergunningsaanvraag. Bij de milieudienst van je gemeente kan je navragen of je hiervoor subsidies kan ontvangen. Ook het Regionaal Landschap ondersteunt projecten die voldoen aan specifieke voorwaarden. De poel moet dan van nature waterhoudend zijn en een grote landschapswaarde hebben.
Voor Nederland kan je voor subsidies terecht bij de provinciale stichting voor landschapsbeheer.
Een poel onderhouden
De eerste vijf jaren moet er niet veel gebeuren in en rondom de poel. Er komen vanzelf planten op de oevers en in het water. En ook steeds meer waterdieren, insecten en vogels vinden hun weg naar de poel.
Onderhoud is niet bevorderlijk voor de insecten en waterdieren, doe het daarom zo weinig mogelijk en op het beste tijdstip in het jaar.
De oevers onderhoud je door een kwart tot de helft jaarlijks weg te maaien. Minimum een kwart aan oeverbegroeiing moet blijven staan in het belang van de insecten. De zuidzijde van de poel moet je wel voortdurend openhouden voor de noodzakelijke lichtinval. Maai het liefst tussen half september en half oktober. Het maaisel moet worden afgevoerd om te vermijden dat je de grond verrijkt met voedingsstoffen uit het maaisel.
Om je poel in goede staat te houden, is het belangrijk om ervoor te zorgen dat bepaalde waterplanten niet overwoekeren. Je moet voor de helft open water houden in je poel, onder water mogen waterplanten wel blijven groeien.
Oktober is de beste periode om sterk uitbreidende waterplanten te verwijderen. Laat de uitgetrokken planten nog enkele dagen langs de poel liggen zodat waterdieren terug naar de poel kunnen kruipen.
Zijn er door inspoeling van meststoffen toch algen gaan groeien, verwijder deze dan op regelmatige basis en gebruik Microferm en EM-vijver om het water terug in balans te brengen. Doe ook iets aan de oorzaak en zorg dat er geen water van velden in je vijver terecht komt. Weiden zijn meestal minder bemest dan akkers.
Slib verwijderen op de bodem van de poel helpt om het verlanden tegen te gaan. Dit kan zolang de sliblaag niet dikker is dan 15 cm. Daarna wordt manueel ruimen veel moeilijker. Slib dat je uit de poel hebt gehaald laat je best 1 m van de rand uitlekken zodat de diertjes terug naar het water kunnen kruipen. Kleine hoeveelheden slib kan je nadien in je tuin verwerken.
Je kan ook jaarlijks EM-vijverballen in de poel gooien. De vijverballen zijn 100 % natuurlijk en bevatten micro-organismen die het slib afbreken.
Het water in de poel moet niet worden bijgevuld. Dit gebeurt in de natuur ook niet. Het is geen probleem als de poel in droge zomers droogvallen. Zo vermijd je ook dat vissen de poel gaan bevolken.
Na 10 jaar kan de poel meer en meer verlanden en er nog weinig open water overblijft. Er zit dan niets anders op dan met de graafmachine de poel gedeeltelijk terug open te maken. Hoe snel dit moet gebeuren, hangt samen met je omgeving. Hoe meer bomen er rond de poel aanwezig zijn, hoe sneller een sliblaag van bladeren zal gevormd worden.
Dit artikel is deels gebaseerd op artikels van de Provincie Vlaams Brabant en Regionale landschappen.
Ook interessant om te lezen: